Deze versie van Roodkapje is een korte satire op het bekende sprookje Roodkapje en de boze wolf. De inleiding klinkt treurig, want Roodkapje is verdwaald terwijl zij op weg is naar haar oma. Hongerig zwerft zij door het grote bos. Zo af en toe komt zij een dier tegen, dat een beetje ongerust vraagt waar zij toch naar toe gaat. Op een gegeven moment wordt zij die vragen zo zat, dat zij snauwt: "dat gaat je helemaal niets aan". Op het moment dat zij bijna gaat gillen van de honger, ziet zij kans een roodborstje te vangen. Nadat zij het roodborstje met huid en veren heeft opgegeten, voelt zij zich een stuk beter. Het roodborstje is niet meer, vandaar dat het stuk weer in een wat treurige stemming eindigt. De ad lib. zangpartij geeft het karakter van het stukje een extra dimensie.
4-stemmige zetting met een zangstem ad lib. |